Hiya!
Het bed lag lekker, maar de temperatuur in de kamer was te hoog om goed te slapen. Was de temperatuur wat lager geweest, hadden we waarschijnlijk héél goed geslapen. Bij het ontbijt zien we de dames van gisteren nog heel even en we wensen ze veel succes met hun trip. Het drupt buiten, dus dat zal de reis niet makkelijker maken. Ontbijten doen we alleen, want iedereen heeft blijkbaar gekozen om voor de marathon weg te zijn, wat achteraf misschien wel beter was geweest. We checken uit en parkeren de auto op de parkeerplaats 100 meter verder. Volgens de Marshalls is het nog een half uurtje, dus we dalen eerst af naar de waterval. Althans, Ewout doet dat, het pad is te steil voor mij om af en op te gaan.
Eenmaal weer boven komen de eerste renners van de marathon langs. We blijven kijken en applaudisseren de renners, het wordt gewaardeerd gezien de bedankjes. De weg zou rond 11 uur weer open gaan, maar de dame van het hotel vermoedde dat het wel wat eerder zou worden. Het wordt half 11, dan 11 uur en uiteindelijk half 12. Nu worden we het wel zat. We hebben inmiddels de oversteek gewaagd en bij het café al koffie gedronken. Het is niet dat we vreselijke haast hebben, maar we willen nu wel een keer het dorp uit. Uiteindelijk krijgen we om kwart over 12 de bezemwagen voorbij en kunnen we eindelijk de weg op.
Het eerste stuk vliegen we zowat, klaar met het wachten en misschien een beetje bang dat we toch nog ergens tegen gehouden worden. Het weer is gelukkig wat opgeklaard, al blijft de lucht onheilspellend grijs. Vanaf Fort Augustus komen we in de toeristentrein terecht en het gaat allemaal wat langzamer. Dankzij een tourbus vormt er een hele colonne, en op een gegeven moment val ik in slaap. Ewout rijdt stug door en ik word pas wakker als hij in Fort William uitstapt om te tanken bij de Morrisson’s. Ineens zitten we weer in een drukke plaats en dat is te merken. We duiken de supermarkt in en, ondanks dat het zondag is, is het er schreeuwend druk. Overigens ook steenkoud, alsof je een koelcel inloopt. Nu begrijpen we waarom het personeel in dikke vesten en met handschoenen loopt.
We vinden wat we nodig hebben en gaan snel de supermarkt weer uit. Terug de weg op is het nog steeds druk. We zijn blij dat we bij North Ballachulish van de hoofdroute afgaan. Het is maar een rondje rond Loch Leven, maar het is fijn om even geen auto’s voor en achter je te hebben. De grijze lucht levert wel een heel mooi sfeertje op. De route is aantrekkelijk, maar te snel zijn we weer bij de grote weg. Wel een belangrijke weg, eentje die we per se dit jaar nog een keer moesten doen.
De A82 door Glen Coe. Een vulkaanvallei uitgesleten door een gletsjer. Een must als je naar Schotland gaat. De bergen zijn rond de 1000 meter hoog en er doorheen rijden geeft schitterende vergezichten op de vallei. De vorige keer wisten we niet wat hier allemaal te zien was en zijn we er te hard doorheen gereden. Nu stoppen we bij praktisch elke parkeerplaats om rond te kijken en foto’s te maken. Dat doe helaas ook de tourbussen die hier rijden, zodra de een inlaadt en wegrijdt, sluit de volgende al weer aan en stroomt er weer een lading mensen uit.
Met wat geduld kunnen we wel de foto’s maken die we willen, en we doen in totaal 3 uur over 30 mijl. Op een rustige parkeerplaats genieten we van onze lunch, voordat we weer doorrijden naar de volgende parkeerplaats. Aan het einde van de Glen weten we dat we het goede moment in de vallei hebben gehad. De dreigende wolken die net nog op de toppen hingen, komen nu in rap tempo naar beneden en de regen begint. Het is jammer dat we op de Rannoch Moor, die aansluit op de Glen helemaal niet kunnen stoppen. Het is zo’n contrast met de Glen, maar op een heel andere manier ook heel erg mooi.
We nemen nog een kleine detour langs Loch Lomond, al zien we er door de hevige regen veel van. Tegen de tijd dat we rond zijn en langs Loch Long rijden, zijn we het allebei wel zat. De route langs het lange meer is alleen niet echt van beste kwaliteit en het kost net iets langer dat we zouden willen. Gelukkig gaat het laatste stuk wel snel en dan zien we het National Trust-bord met ons hotel er op. Als een van de oudste stagecoach inns heeft de Cairndow zijn eigen toeristenbord verdient.
Totaal toevallig hebben we zelfs dezelfde kamer als toen, Ewout herkent het de minuut dat we er binnen stappen. We dumpen onze spullen en gaan naar de bar. Het duurt niet lang voordat we met de lokale mensen in gesprek zijn. Het gaat over van alles, en zelfs met volle mond (niet van ons hoor, wij zijn opgevoed). Het eten is weer voortreffelijk en we genieten van de verhalen en de mensen. Morgen gaan we naar Arran, van het eiland naar een eiland, maar eerst nog een drankje en dan lekker slapen.
See ye later!
Geef een antwoord