Hiya!

Deze ochtend een gewone wekker, het is weer eens wat anders. Nog een beetje slaperig melden we ons in de onttbijtzaal waar Katie de boel weer goed draaiende houdt. Ons ontbijt is weer heerlijk, daar kunnen we weer een paar uurtjes op door. Na wat plichtpleging rondom camera en dashcam stappen we de auto in.

Eerste halte is de Bog Myrtle Café voor een goede kop koffie voor onderweg. Helaas dit jaar niet achter glas lekker in het zonnetje zitten, maar dit is ook heel fijn. Met koffie in de bekerhouder gaan we op zoek naar de mysterieuze Ronnie Elder’s Gorge. Het staat op onze kaart als interessant, het enige wat we er over konden vinden op internet is dat het zo heet omdat iemand een wedstrijd had gewonnen. Het is een mooi stukje weg, het uitzicht is zonder regen vast prachtig en de gorge hebben we niet gevonden. Een goed begin is het halve werk zullen we maar zeggen.

We rijden door om het Waternish peninsula te bekijken. Stap 1 is een rondje om Trumpan, waar het wegdek slechter is dan het uitzicht. Het trekt een heel klein beetje open waardoor we Ardmore Point in de verte kunnen zien. De weg is echter niet om over naar huis te schrijven. Als we dat lusje gedaan hebben gaan we richting Geary. Daar worden we halverwege begroet door een kudde Schotse Hooglanders, die, na een halve minuut te hebben opgekeken, nergens door af te leiden zijn. Jammer voor de foto’s, maar we gaan niet alles proberen.

Als we de eerste huizen van Geary gepasseerd zijn worden we aangevallen door een hond. Of nou ja, eigenlijk wordt de auto aangevallen. Ewout schrikt omdat hij even bang is dat de hond onder de auto terecht komt, ik schrik omdat ik vanuit het niets een hond hoor blaffen. Op de terugweg ontdekken we dat er een collie in de bosjes voor zijn huis verscholen ligt en opspringt naar alles wat voorbij komt. Geen gealarmeerde eigenaar, hij zal het dus wel vaker doen.

Niet heel veel verder moeten we stoppen voor wat geiten op de weg. Die zie je hier niet heel vaak en zeker niet los. Het is duidelijk dat zij ook niet vaak wilde Nederlanders zien, we worden uitgebreid bekeken en pas wanneer we doorrijden (nadat we een foto maken) gaan ze verder aan het gras. Dat was wel heel erg veel wild in een paar minuten. Aan het einde van de weg zijn we ook letterlijk aan het einde van de weg. Een klein keerlusje en een bord dat de weg hier ophoudt. Niet de laatste keer dat we die vandaag gaan zien. Vanaf het einde van de weg kunnen we wel net de Ascrib Islands zien liggen, tussen de regenvlagen door.

Vanaf daar rijden we naar het einde van de weg bij Gillen waar we zicht hebben op de headland van Waternish. Tegen die tijd is het een mooi moment om richting lunch te vertrekken. Over mistige wegen trekken we door naar de hoofdstad van Skye, Portree. Het is zondag en toeristisch, oftewel retedruk. Het kost wat moeite om een parkeerplek te vinden en bij het café wat we uitkiezen is het ook even wachten. We delen uiteindelijk een tafel met wat Fransen en genieten van een stevige lunch. Op de terugweg hoppen we even langs een boekwinkel en de supermarkt voor wat drinken voor we de auto weer in gaan.

Nog maar een einde van de weg dan, dit keer bij Peinachorran. Het weer is iets beter geworden en we kunnen Raasay zien liggen. In doodse stilte, want het is zondag, en dus gaat de ferry niet en is alles op het eilandje gesloten. Aan het einde van de weg hebben we zicht op de haven van Sconser en de Cuiliins erachter. Niet helemaal, een deel ligt nog in de mist, maar dat is hier normaal. We richten snel nog even de auto wat beter in om rondvliegend water te voorkomen en draaien dan het weggetje weer af.

We doen er nog een om het af te leren. Via Sligachan rijden we terug naar het hotel, maar met een kleine omweg. Nog een klein weggetje door Glen Eynort, waar we aan het einde van de weg zowat met de voorwielen in het loch staan. Geen ziel te bekennen hier, behalve die twee gekke Hollanders. Dan toch echt terug naar het hotel voor onze laatste avond in Portnalong.

Ewout waagt zich aan drie gangen, vooral omdat hij anders spijt heeft dat hij de gerechten niet gegeten heeft. Ik hou het bij twee gangen, en doe een ‘drie keer is scheepsrecht’ met de sticky toffee pudding. Katie vraagt ons of we morgen echt weg moeten en ook wij twijfelen er even over. Toch gaan we morgen door, niet omdat we per sé willen, maar omdat er nog zo veel meer te zien is. We komen zeker terug, daarvoor is het eiland te mooi en Katie, Johnny en Fritz te lief om het niet te doen. Voor we naar bed gaan nog even knuffelen met Fritz en Juno, de hond van de kok, en dan moeten we onze laatste nacht wel in.

Morgen reizen we door naar Durness, het meest noordwestelijke dorpje in de Highlands. Maar eerst nog even lekker slapen.

Cheers!