Daar waren we weer. Een ding dat opvalt, is dat je hier zelfs in de meest vreemde uithoeken gratis WiFi hebt. Maar dat is in ons voordeel, want dan kunnen wij weer een leuk verslagje typen.

Na weer een heerlijk, maar wat beschaafder ontbijt van onze race-Schot Victoria, hopten we nog even langs de Co-operative voor onze lunch. Gezien we het beleg nog over hadden, waren we alleen op zoek naar de halve stokbroodjes waarvan we wisten dat ze erg lekker waren. In de winkel een leeg schap, maar bij navraag bleek dat we gewoon te vroeg waren, ze lagen nog in de oven. Hier dus echt vers gebakken in de winkel. De vriendelijke medewerkster zou ze voor ons regelen, maar waarom namen we er geen 3? Dan waren ze immers maar 1 pond. De vriendelijkheid is hier af en toe belachelijk geweldig. En inderdaad, na een minuut of tien kregen we een dampende zak in onze handen met de waarschuwing heet. Daar was geen woord van gelogen. Tot aan de daadwerkelijke lunch heeft de auto naar vers brood geroken. Gelukkig hadden we stevig ontbeten, anders hadden de stokbroodjes het niet gered tot de lunch.

De weg weer op. Even 2 minuten wennen aan het linksrijden, dan is het weer gewoon. We namen de ‘poort naar de Hooglanden’ oftewel de A84. Maar Ewout zou Ewout niet zijn, als we niet al gauw van de A-wegen afgingen. Zodra Killin op de borden verscheen doken we een paadje in wat amper groot genoeg is voor twee auto’s. Bij een insnijdende bocht bleek dat we bijna fazant hadden gegeten, gezien er een ineens uit het gras opdook en geen van ons tweeën hem had gezien. Met wat vreemde stuurmanskunst kwamen we er omheen, maar geschrokken waren we. We willen graag wild zien, maar niet zo wild.

De bochten gingen verder en de wegen werden smaller. We waren al verwend met het uitzicht op Loch Tay, maar deze route was inderdaad een poort. Gelijk doemden de bergen naast ons op en leken ook niet meer op te houden. De B846 richting Tummel Bridge bleek een schot in de roos. Hoger en hoger klommen we de bergen in, totdat we op het dak van de wereld waren. Althans, zo voelde het. Een soort maanlandschap met overal paarse heide en geen mens in de buurt. Had ook niet zo fijn geweest, want alleen in de haarspeldbochten was ruimte om te passeren. Nog niet eerder hebben we zo vaak langzaam gereden om maar om ons heen te kijken en foto’s te maken. Veel te snel gingen we al weer dalen, maar ook aan de andere kant van de bergen was er een verassing. In de vorm van schapen. Ja schapen. Eens passeer je een veerooster en daarna lopen de goede dieren gewoon los. En gezien dat zwarte asfalt zo lekker warm is, was er een plek waar ze graag zaten. Motor uit en langzaam er op af rollen om te kijken of de schapen model wilden staan. De een had meer geduld dan de ander, maar het resultaat is er niet minder om.

ZwartkopschaapGek genoeg is de weg naar beneden korter voor je gevoel, dus veel te snel waren we bij de A9, waar we helaas wel gebruik van moesten maken. We zitten in de bergen dus zo veel wegen zijn er gewoon niet. Een snelle blik op de routekaart bewees dat er nog een klein stukje was wat we binnendoor konden nemen en dat deden we dan ook. De snelweg af bij Dalwhinnie, wat naast de distillery geen klap voorstelt, en binnendoor via Glentruim. We zijn er nog niet achter of je over dat paadje nou allebei de richtingen uit mocht of niet. Ik hoop van niet, want ik zou niet weten hoe je iemand zou moeten laten passeren op dat veredelde karrenspoor. Maar we hadden het vreselijk naar ons zin.

Helaas, daar was het einde al weer van dat paadje, toch weer naar de A9. Gezien het inmiddels 12 uur was en wij allebei wel een break konden gebruiken, besloten we er bij Ralia af te gaan voor een sanitaire stop, en koffiebreak. Eenmaal daar bleek dat we ongeveer 8 mijl van onze volgende slaapplek afzaten maar ach, wie let daar nou op. (Wij dus blijkbaar niet..)

Na de koffie/thee de weg op naar de slaapplaats, Newtonmore. De plaats zelf is weinig aan, net als zijn opvolger Kingussie. Dan nog maar even door naar Aviemore, de grootste plaats in de buurt. Ons eerste gevoel in dit dorp was; goh, een wintersportdorp zonder sneeuw. De Cairngorm Mountains zijn inderdaad bekend skigebied, maar waarom het aan het eind van de zomer er nog zo uit ziet, wij weten het niet.

Inmiddels hadden we wel genoeg rondgereden, terug naar het hotel en even relaxen. Na het menu bekeken te hebben, besloten we niet in ons hotel te eten. Een halve mijl verderop zat nog een hotel, met een gewone kaart. Daar gaan we eten. Even nog buiten een drankje in de zon (Wij wel!) en lekker naar binnen voor een goede stevige hap. De Hunter’s Chicken was weer een Schotse portie, maar wat was het lekker. Verhongeren is hier bekant onmogelijk. We kunnen zometeen weer rollend ons bedje in, maar niet voordat we besloten hebben wat we morgen gaan doen.

We zijn in Schotland, dus een ding gaan we zeker doen. The hunt for Nessie. Jawel, we gaan morgen een rondje om Loch Ness en dan naar Inverness. De laatste dag beschaving voordat we het noorden in trekken.
Als we morgen op het nieuws zijn, hebben we hem/haar gevonden, maar ik zou er maar niet voor thuisblijven.
Daarna via Inverness, voor wat nodige boodschappen en wellicht wat souvenirs. Morgen weer een dag en morgen weer een verslag. Hoe dat in John O’ Groats gaat zijn weten we niet, dus wees er bij morgen, het kan even afkicken zijn daarna.