De volgende dag was een bijzondere dag. Op tijd gingen wij op weg naar Oswicim, en meer in het bijzonder Birkenau. Inderdaad, we gingen een bezoek brengen aan Auschwitz-Birkenau. Alleen al de rit er naartoe was enerverend. Het is zeer aan te raden om een deel van de route binnendoor te doen. Het is een mooie ervaring om het normale Poolse leven te aanschouwen buiten de grote stad om. Eerder dan je verwacht ben je in Oswicim, alleen dan is het nog een stukje naar Birkenau. Waar wij verwachtten dat het nog wel even rijden was, en we nog wel wat bewegwijzering richting het kamp tegen zouden komen, bleek dat een foute aanname. We reden een bocht om en ineens keken we tegen de beroemde poort van het kamp aan. Dat was een redelijk heftige schok. Waar je verwacht dat het enigszins toeristisch is ingesteld met een parkeerterrein en een looppad, ligt er niets meer dan een kaal veldje waar je je auto kwijt kan. In het poortgebouw zit een klein informatiecentrum met wat boekjes en dat is het. De toegang tot het kamp is gratis, alleen een eventuele map kost je een klein bedrag.

Eenmaal binnen merk je bij de poort nog dat er best wat toeristen zijn. Dat komt uiteraard ook voor een deel omdat de poort zo’n iconisch beeld is voor het kamp. Als je een stukje door loopt merk je bijna niets meer van de mensen die binnen zijn. Wat ook gelijk opvalt is de grootte van het kamp. Het hele terrein meet 2 bij 2,5 kilometer, dat zijn 263 voetbalvelden. Oftewel groot! Staande op de treinrails is het einde van het kamp in geen enkele richting te zien. Rechtuit in de verte is nog net het monument te ontwaren, maar de beide zijden van het kamp liggen te ver om te zien. Nadat dit een beetje op ons ingewerkt was liepen we richting een van de nog staande barakken. Hier stonden de ‘kooien’ waar de gevangenen in moesten slapen. Deze waren ingericht op 1 persoon, in Auschwitz sliepen er 4 mensen in. De barakken waren ingesteld op 700 personen. Als je zelf in de ruimte staat besef je hoe onmogelijk de situatie geweest moet zijn. Vooral ook de slechte vloer, tochtige omstandigheden en de muffe geur blijven je goed bij.

Gezien het bij de barakken best druk was zijn we naar de andere kant van het spoor gelopen. Hier staat ook nog een van de kamphuizen overeind. Het is raar om te zien dat de nazi’s hier gewoon woonden tussen alle gevangenen in. Na weer een rij met prikkeldraad op naar de volgende rij barakken. De rijen die hier nog staan zijn opgebouwd uit bakstenen. Eenmaal binnen valt het op dat het er binnen heel erg donker is. De vloeren zijn slecht en ongelijk en ook de ‘kooien’ waar men sliep staan gammel en scheef op hun plekken. Op een aantal plekken zijn de krabbels en tekeningetjes van de gevangenen nog te zien op de muren. Ook de bevelen van de nazi’s zijn nog goed zichtbaar op de muren.

Vanaf de barakken besloten wij richting het monument te lopen. Via deze route kom je automatisch langs twee watertjes. Je zou kunnen denken dat dit simpel vijvers zijn, ware het niet voor de plaquettes die er voor staan. Deze watertjes zijn gevuld met een groot deel van de as van de gevangenen. Het is vreemd maar logisch dat de beide vijvertjes mooi begroeid zijn. Leven op de doden maar het geeft wel iets moois. Vanaf de vijvers liepen wij door naar het monument. Daardoor loop je langs de ruïnes van wat ooit een gaskamer was. Zodra je er naast staat zie je de omvang van het bouwwerk pas goed. Wellicht is het macaber maar eigenlijk had ik het best van binnen willen zien. Dat zou in Auschwitz I wel kunnen. Misschien ben ik vreemd maar ik wil met dit soort dingen de gevoelens ervaren om de emoties te beleven. Het monument zelf is best indrukwekkend. De gedenkplaten liggen in meerdere talen voor het monumentale bouwwerk. Bij sommige liggen er bloemen en linten, bij sommige steentjes. Het sculptuur waar het monument uit bestaat is in een woord vreemd. De een noemt het doodskisten, de ander gezichten van de gevangenen. Nog steeds heb ik geen idee wat ik er van maak. Als je je vanaf het monument omdraait sta je aan het einde van het treinspoor. Heel mooi dat er op het einde een klein sculptuurtje gemaakt is. Een beeld wat een herenigd gezin moet voorstellen. De handen van de mensen zijn zo gevormd, dat als je op ooghoogte van het beeldje komt, ze de bovenkant van de poort lijken vast te houden. Erg bijzonder om te zien.

Inmiddels begon het bezoek zijn tol bij ons te eisen. Het is best heftig om hier rond te lopen en al die indrukken op te doen. Ook de lucht die er achter ons begon te ontstaan was van een kleur die wij niet vertrouwden. We besloten richting onze auto te gaan en hoopten dat we bij het hotel zouden zijn voordat de paars-zwarte muur over ons heen zou komen. Helaas is dat niet gelukt. In Oswicim begon de bui te vallen. Zolang het nog niet hard regende besloten we niet over de snelweg, maar binnendoor terug te rijden naar Kraków. Ergens vlak na Auschwitz I werd de bui heftiger. Er kwam steeds meer regen naar beneden en ook de wind trok aan. Halverwege een weggetje tussen twee dorpen liep het uit de hand. De regen kwam inmiddels horizontaal voorbij en verder dan onze ruitenwissers konden we niet meer zien. Ewout besloot de auto stil te zetten want het was absoluut niet meer verantwoord om te blijven rijden. En niet geheel oneerlijk, ik was inmiddels redelijk panisch van angst. De auto werd nog een heel klein stukje vooruit gereden zodat we tussen de boomen instonden, mocht er een omwaaien dan niet op onze auto. Na een 20-tal angstige minuten leek de storm een beetje te gaan liggen. We besloten direct te proberen verder te rijden. Helaas werd ook dit gedwarsboomd. Best letterlijk ook trouwens. Een paar honderd meter verder werden we tot stoppen gemaand door een lokale inwoner. Blijkbaar lag iets verderop een boom op de weg. Inderdaad omgewaaid. Ineens vond ik Ewout toch niet zo raar meer toen hij onze auto tussen de bomen in parkeerde. Dat werd dus omkeren. Terug naar Oswicim en vanaf daar toch maar de route richting snelweg. De storm bleef als een schaduw achter ons hangen maar zonder problemen kwamen we bij het hotel aan. Net binnen en de storm had ons ingehaald. Nu kon het ons alleen niets meer schelen, we waren ten minste weer veilig binnen.

Wellicht kwam het door de storm, wellicht door de heftige dag in Birkenau, misschien was het gewoon toeval. De volgende dag waren we allebei niet lekker. Gezien we al heel wat dagen vakantie achter ons hadden besloten we dan ook lekker een dagje op de kamer te blijven. Aan het einde van de dag besloten we zelfs heel decadent te doen en roomservice te bestellen. Nou moeten we heel eerlijk zeggen dat de roomservice prijzen zodanig laag waren dat het amper decadent te noemen is. Toch voelde het heerlijk luxe en daarbij was het ook nog eens vreselijk lekker. Maar minder dan dat verwachtten we ook niet van een chef met een Michelinster.